In the Middle of the Jungle – Karawari

Papoea 7 – 9 juli 2017

Papoea-Nieuw-Guinea, Karawari, 07 – 09 juni 2017


In alle vroegte slingeren we Kubor Range weer af en de Wahgi valley in voor onze vlucht naar de East Sepik provincie. Karawari om precies te zijn. Deze keer hoeven we niet de terminal in, maar worden we aan de zijkant bij een oude loods afgezet. Onze kleine tas gooien we op een wagentje, die we tot onze grote vrees binnen 2 minuten uit het oog verliezen ergens tussen alle kleine privé chartervliegtuigjes en heli’s. We gaan er lekker bij zitten op het asfalt voor de hangar, want hoe en wat precies de bedoeling is, is ons geheel onduidelijk. Na een poosje komt een klein mannetje onze kant op gehuppeld. Het is George onze piloot met grote pretoogjes, die inmiddels zijn pensioen leeftijd heeft bereikt en al 40 jaar hier boven de jungle vliegt voor de tour company. Ook voor hem is het niet helemaal duidelijk, wat er nu allemaal mee moet de jungle in.

In het vliegtuigje kunnen 8 man (inclusief George) mee. We zijn maar met zijn 5, dus een staflid dat even weg is geweest vliegt ook mee. Nadat alle dozen op de weegschaal hebben gestaan en besloten is wat er wel en wat niet mee kan binnen de bagage kilo’s wordt het kleine propeller toestel volgepakt. George doet nog even een kleine liefdevolle vliegtuig inspectie voor wij in mogen stappen. We krijgen oor plugjes tegen het lawaai. Echt helpen doet het niet en we kunnen elkaar tijdens de vlucht alleen schreeuwend verstaan. Het uitzicht daarentegen is magnifiek. We vliegen over bergkammen, die langzaam veranderen in uitgestrekt oerwoud met hier en daar een meertje dat het oneindige groen onderbreekt. Na een dik uur zet George de landing in op de privé airstrip van Karawari, ofwel een heel lang grasveld ontdaan van bomen en struiken. De airstrip tekent lichtgroen af tussen het donkere broccoli groen van de jungle.

Het kleine vliegtuigje stuitert lekker over de grasmat van Karawari en we komen aan het einde netjes tot stilstand. Het halve dorp is uitgelopen en staan ons verwonderd aan te staren. Alle bagage wordt onderuit de buik van het vliegtuig gesjord en de bagage voor de nieuwe vlucht erin gepropt. Een groot kerosine vat wordt naar het vliegtuigje gerold en met de hand en een pompsysteem wordt de kerosine weer aangevuld voor de volgende vlucht. Wij maken een kleine wandeling van de airstrip naar de Karawari rivier (zijtak van de grote Sepik rivier) waar de boot ligt. We glibberen de oever af naar de boot door het dikke rivier slijk. De rivier heeft nogal een fluctuerende waterstand en na een goed regenseizoen kan dat zomaar 5 meter verschillen. We stappen op de boot naar de Karawari lodge, die wat verder op de heuvel, 300 meter boven het oerwoud, is gebouwd.




De lodge en de huisjes zijn gemaakt volgens de Sepik architectuur. En dat is maar goed ook, want de mooie puntvormige daken zorgen ervoor dat bij heftige regenval, dat is ongeveer elke avond, het water wegloopt. Zodat je zo min mogelijk lekkage hebt. Vanuit ons heerlijk huisje hebben wij een oneindig spectaculair uitzicht over de jungle. Alles wat hier gebouwd of gemaakt moet worden, komt uit de jungle, heeft een lange reis over de rivier afgelegd of moet ingevlogen worden. Typisch een gevalletje van de onbewoonde wereld. De Sepik mensen hebben eigenlijk alleen maar het land en zijn dus afhankelijk van wat dat ze oplevert. Er zijn geen wegen, nou ja eentje dan … een kilometer steile weg van het dock naar de logde waar een vrachtauto op en neer rijdt als taxi voor de toeristen van de lodge, over de knalrode glibberige grond. Verder wordt alles via de rivier vervoert op één of meerdere boomkano’s … want als je meer kano’s aan elkaar knoopt heb je een raft en kun je zelfs een vrachtwagen uit Wewak deze kant op krijgen.




Na de lunch gaan we gelijk op pad en bezoeken we het eerst dorp Kundiman van de Yokium stam, waar we een lesje Sagopalm ontleden krijgen. Dat is hier het hoofdbestandsdeel van iedere maaltijd. Eerst moet je een Sagopalm kappen in de jungle en deze op sleeptouw meenemen naar het dorp. Dan moet je de stam openbreken, de zachte zetmeelrijke binnenkant losslaan met een stuk hout om de losse stukjes sago in een gevlochten soort knapzak te kunnen doen. Vervolgens ga je naar de rivier en zet je de zak in een uitgeholde boomstam, daar gooi je water in je knapzak bij het Sago vluchtvlees, dan kneed je de knapzak en knijp je hem uit. De vloeistof vang je op, laat je weg lopen en de zon doet de rest. Je houdt uiteindelijk een soort bloem over …



Daar kun je of pudding van koken als je er kokend water bij doet, of je kunt er pannenkoekje van bakken. Voeg er wat vis, kokos of fruit aan toe en dien het op, op een bananenblad ….. et voilà. Een heerlijke maaltijd. We bezoeken daarna het Yimas dorp en we mogen een kijkje nemen in het familiehuis van de broer van de gids. Hij heeft als enige in de wijde omtrek een radio voor noodgevallen, bijvoorbeeld om de waterpolitie te laten komen (duurt een dag of drie) of het watervliegtuig bij ernstige ongevallen (maar als die net ergens anders heen is heb je pech).


Na ons eerste middagje op de rivier drinken we een heerlijk drankje op onze eigen veranda. Terwijl we uit het oerwoud kringeltjes rook zien opstijgen en soms de geluiden van de tamtam horen. Elke drumbeat heeft een andere betekenis.

Ook maken we vrienden met Joanna, de huis neushoornvogel. Als kuikentje is ze ooit uit de boom gelazerd en de staf van de logde heeft zich over haar ontfermd. Ze is vrij om te gaan en staan waar ze wil. Haar favoriete plekje is de balustrade bij de eettafel, want ja ze is gek op banaantjes, die ze als je ff niet oplet binnen komt halen en van je bord rooft. Binnen de kortste keren en een paar banaantjes armer zijn we dikke vriendinnen met Joanna en laat ze zich lekker kroelen op haar kopje voor ze naar haar favoriete boom vliegt.

De wolken pakken zich snel samen en tegen het avondeten giet het pijpenstelen. Groot voordeel ….. het koelt een beetje af voor je in bed stapt. Want wat is het bloed verziekend heet hier. De hele dag lopen de straaltjes zweet van je rug.

De volgende ochtend is Kieke al vroeg uit de veren om op zoek te gaan naar de paradijsvogels. In het pikkedonker moeten we eerst een stukje met de boot. Als je met je zaklamp op het water schijnt lichten de krokodillen oogjes even op voor ze snel onder het wateroppervlakte verdwijnen.

Op de bar van de lodge ligt een megagrote krokodillen schedel van een dikke meter, nou doe dat dus keer 7 en dan weet je wat voor joekels er hier zitten. De Sepiks praten er niet graag over, maar na wat extra info komen we erachter dat de krokodillen toch wel gevreesd worden. Hier en daar worden vissers vermist, komen kinderen niet thuis na hun zwemuitje of vertonen de wasvrouwen allerlei kleerscheuren. Aan de andere kan geloven ze ook dat de spirits van hun voorouders voortleven in de krokodillen en speelt gewoon het hele leven hier zich aan de rivier af. It is part of the deal.

Na een kwartiertje varen komen we bij het plekje waar je de 12-Wire Bird of Paradise zou kunnen spotten. Eerst moeten we de steile gladde oever opklimmen. Toch wat spannend zo met de rivier vol kroko’s onder je. De gids hakt een paadje door de jungle en we vinden een goed plekje waar we uitzicht hebben op de top van de boom waar hij vaak ‘displayed’, ofwel zijn dans opvoert. Na anderhalf uur stokstijf stil blijven staan, terwijl er ongeveer 100 muggen denken dat je hun ontbijt bent, gaan we onverrichte zaken weer terug naar de lodge. Helaas. Morgen nog maar een poging.




Na het ontbijt vertrekken we voor een lange dag de rivier afzakken richting ‘the Blackwater Lakes’ en gaan we op bezoek bij de Karam stam. Ze zien er prachtig uit. De vrouwen zijn aan het vissen in hun kano of vlechten de vismanden aan wal. De meeste vrouwen hebben bloemen, veren en schelpen in hun haar en met de verschillende kleuren klei versieren ze hun lichaam.


Het lijkt net of ze allemaal lippenstift op hebben en ook lekker uitgeschoten zijn op hun tanden. Maar nee dit komt van de betelnut buai [boo-eye] verslaving. Je stop de buai in je mond samen met lime poeder (kambang) en een soort licht groenige langwerpige mosterd boon (daka). Dan breek je de betelnut open en kauwt er even op. Vervolgens doop je mosterd boon in de poeder, bijt er een stukje af en vermengt het met de betelnut. Door het te mengen ontstaat er een chemische reactie die een licht stimulerend gevoel geeft en fantastische Dracula gebit.

Het is heerlijk dobberen op de rivier. Overal is wel wat te zien; vissers, spelende kinderen en wassende of sago makende vrouwen. Op de terugweg stoppen we bij Tanganbit dorp van de Kombrope stam. We gaan een kijkje nemen bij het mannenhuis. Hier worden de schedels van de voorvaders bewaard. Alleen nu even niet. Want het was onrustig in het dorp en in het mannenhuis …. de spirits waren te actief en de mannen konden niet meer rustig slapen. Om de spirits tot rust te laten komen zijn alle schedels diep het bos in gebracht, om ‘af te koelen’. Wel hebben ze de prachtigste maskers en totempalen in het huis staan. De Sepiks staan dan ook in heel Papoea en daarbuiten bekend om hun houtsnijkunst.

We zijn net op tijd terug bij de lodge als er weer een heftige regenbui met onweer losbarst.






De laatste dag zijn we op bezoek bij de gezelligste dorp van de jungle Manjamai. Eerst gaan we langs bij de visvrouwen. Ook oma zit lekker op haar gemakje piranha’s te vissen. De boomkano zetten ze vast met de peddel in de modder. Ook een jonge trotse moeder is druk aan het vissen en haar tweeling van nog geen jaar neemt ze gewoon mee … wel zo handig met borstvoeding. De gevangen vis wordt gelijk aan boord van de boomkano gerookt op een open vuurtje. Anders zou door de hitte de vis binnen de kortste keren gaan rotten. En ja, ze kunnen gewoon een fikkie steken en BBQ-en in de boot zonder dat die gelijk in vlammen opgaat. De truc…. de boomkano is van hardhout en het hout voor de fik niet.





We varen door naar het dorp waar ze een jachtdans voor ons doen. Er wordt druk geroffeld op de tamtam en de bongo’s terwijl het hele dorp lekker meezingt. Voor ons klink het wat uit de maat maar het ziet er leuk uit. Ook oma heeft er plezier in en huppelt mee met de jeugd.

Daarna hebben we nog een geweldig onderonsje met haar, terwijl ze naar de bewegend dans beelden kijkt op de achterkant van de camera. Het is een te grappig gesprek met hints, pictionary, gegiechel, geklets en een knuffel ondanks dat de hele inhoud totaal onduidelijk blijft.








Mensen willen graag iets verdienen, dus toen super oma ons aan het afleiden was, ontpopte zich een hele markt aan de oever. Nou, wij wilden wel een mooi masker en een beruchte peniskoker als aandenken aan het bloedhete Karawari. Natuurlijk brak er grote hilariteit uit bij onze bijzondere aanschaf en lag het hele dorp plat van de lach.





Ook ons laatste bezoek aan het Konmai dorp bracht wat hilariteit met zich mee. Na officiële toestemming van de chief mochten wij vliegen met drone, ofwel onze helikopter camera. We wilden over het dorp vliegen als iedereen zijn ding deed, maar dat liep even anders. Binnen een mum van tijd was het hele dorp er van op de hoogte en liep de rivierbank vol met toeschouwers, die de rare vogel met vier vleugels allemaal graag wilde aanschouwen met eigen ogen. De chief en de belangrijke heren gingen met ons mee naar de andere kant van de rivier om de drone op te laten. Zodra de drone opsteeg begon het hele dorp te juichen en te klappen. Tja dus helemaal authentieke beelden van het dorp is niet gelukt.

Nog één nachtje slapen, badend in het zweet en dan gaan we de highlands weer in.

Zelf op reis naar Papoea Nieuw-Guinea? Check de website van All for Nature Travel
afn_logo_en-slogandemooistewildlifereizen

Bewaren

2 Comments on “In the Middle of the Jungle – Karawari

  1. Wat een bijzondere trip, dames, en prachtige foto’s.
    Lifetime memories, well done,
    kus, Rijk.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *